• ab·bor·gry·te
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   abborgryte     m: abborgryten
v: abborgryta  
  abborgryter     abborgrytene  
genitief   abborgrytes     m: abborgrytens
v: abborgrytas  
  abborgryters     abborgrytenes  

abborgryte, m / v

  1. (voeding) een baarsschotel
    «Strø persille over og server abborgryte med kokte poteter.»
    Strooi er peterselie over en serveer de baarsschotel met gekookte aardappelen.