aarzelaar
- aar·ze·laar
Naamwoord van handeling van aarzelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aarzelaar | aarzelaars |
verkleinwoord |
de aarzelaar m
- Het woord aarzelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aarzelaar" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be