• aarts·ri·vaal
enkelvoud meervoud
naamwoord aartsrivaal aartsrivalen
verkleinwoord aartsrivaaltje aartsrivaaltjes

de aartsrivaalm

  1. iemand die de belangrijkste rivaal is (sinds onheuglijke tijden)
     Volgens hem is ze zojuist haar aartsrivaal, Stringfellow, met anderhalve punt gepasseerd.[1]


96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]
  1. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 902451990X
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be