aardappelbuik
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aard·ap·pel·buik
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aardappel en buik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardappelbuik | aardappelbuiken |
verkleinwoord | aardappelbuikje | aardappelbuikjes |
Zelfstandig naamwoord
- (verouderd) een flinke buik waarvan werd aangenomen dat die het gevolg was van overmatig aardappelgebruik
Gangbaarheid
- Het woord 'aardappelbuik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.