aanwippen
- aan·wip·pen
- samenstelling van aan vz en wippen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanwippen |
wipte aan |
aangewipt |
zwak -t | volledig |
aanwippen
- ergatief kort bezoeken
- Toen ze toch in de buurt waren kwamen ze even aanwippen.
- ▸ Kun je ermee leven als ik een halfuurtje bij Heleen aanwip? Die meid heeft het niet makkelijk en zit ook maar in d’r eentje.[1]
- Het woord aanwippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwippen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be