Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vin·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanvinken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvinken
vinkte aan
aangevinkt
zwak -t volledig
  1. overgankelijk met een v vormig tekentje (vinkje) aangeven wat je keuze is op een formulier
    • Journalisten die aanwezig willen zijn, moesten op het aanmeldingsformulier aanvinken dat ze accepteren dat “de organisatie zich het recht voorbehoudt deelnemers voor of tijdens het evenement uit te sluiten zonder rechtvaardiging”. Duitse media als Der Spiegel en Frankfurter Allgemeiner is bij voorbaat accreditatie geweigerd.[1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Emilie van Outeren 21 januari 2017
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be