• aan·stel·le·ri·tis
  • Ludiek bedoelde afleiding van aansteller of aanstellerij met het achtervoegsel -itis, aldus de suggestie wekkend dat het om een medische aandoening gaat
enkelvoud meervoud
naamwoord aanstelleritis -
verkleinwoord

de aanstelleritisv

  1. (informeel) aanstellerij
    • De voetballer werd geveld door een aanval van acute aanstelleritis.