• aan·span·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord aanspanning aanspanningen
verkleinwoord

de aanspanningv

  1. (paardrijden) wagen die door de paarden wordt getrokken
     Van het Oranjelied verklonken alleen nog wat rafels toen de kinderen achter de munten aan doken, ze kropen onder de paarden van een andere aanspanning door, onder de wagen ook, waarheen het geld maar gerold was, en ze begonnen pas weer te zingen nadat alles bij elkaar was gegrabbeld.[2]
     Vissers in het Drentse Zwiggelte kregen vanochtend de schrik van hun leven toen een op hol geslagen paard met aanhanger vlak langs hen scheerde en te water raakte. Ook de ruiter en de twee inzittenden van de aanspanning belandden in het Oranjekanaal.[3]