aanrazen
- aan·ra·zen
aanrazen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanrazen |
raasde aan |
aangeraasd |
zwak -d | volledig |
- met grote, wilde snelheid naderen
- ▸ Tegenover een vrachtwagen die in volle vaart komt aanrazen, tegenover kalasjnikovs geladen met rancune, tegenover explosieven die klaar zijn om te ontploffen, stelt een kaars volgens Leiris maar weinig voor.[2]
- ▸ „Het zijn 300 tot 400 seinen op buitensporen, bijvoorbeeld op plekken waar een langzaam rijdende stoptrein op de hoofdbaan komt, waar een trein met 140 kilometer per uur komt aanrazen”, zegt Klerk. De overige 600 tot 700 komen bij zogeheten spoorwegemplacementen zoals stations.[3]
- Het woord aanrazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanrazen" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Karen Van Eyken“Fransman schrijft weer aangrijpende brief na zoveelste aanslag” (10-01-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Duizend plekken op spoor krijgen nieuwe beveiliging” (29-11-2006), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be