aankoopdirecteur
- aan·koop·di·rec·teur
- samenstelling van aankoop zn en directeur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aankoopdirecteur | aankoopdirecteurs |
verkleinwoord |
de aankoopdirecteur m
- hoofd van de afdeling inkoop
- ▸ Maar het vertrouwen in de dienstensector bleef overeind en de tewerkstellingscomponent van de ISM-index (vertrouwen aankoopdirecteuren) voor de dienstensector steeg naar het op één na hoogste niveau van de voorbije vijf jaar.[1]
- Het woord 'aankoopdirecteur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Koen De Leus“Dalende bedrijfswinsten versus versnellende Amerikaanse groei” (06/11/2015), De Standaard