aankoopbudget
- aan·koop·bud·get
- samenstelling van aankoop zn en budget zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aankoopbudget | aankoopbudgets aankoopbudgetten |
verkleinwoord | aankoopbudgetje | aankoopbudgetjes |
het aankoopbudget o
- de hoeveelheid geld die men tot zijn beschikking heeft om iets te kopen
- ▸ Toen de familie het besloot te verkopen, begon Royal Museums Greenwich een crowdfundingactie om het schilderij te kopen. Het museum maakte alvast het hele aankoopbudget voor het jaar ervoor vrij, een half miljoen euro. Ook was er een grote donatie van het Heritage Lottery Fund, 9 miljoen euro.[1]
- ▸ Het is het feestje waar de kunstwereld misschien wel het meest naar uitkijkt, het Goed Geld Gala van de Bankgiro Loterij. Tijdens dit gala deelt de loterij zo'n 50 miljoen euro uit, de helft van het jaarlijks ingelegde loterijgeld. Het is onder andere bedoeld om het aankoopbudget van de kunstmusea aan te vullen.[2]
- Het woord aankoopbudget staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Armada-portret Elizabeth nu van alle Britten” (29-07-2016), NOS
- ↑ Weblink bron Rachel de Meijer“Musea kunnen niet zonder BankGiro Loterij” (11-02-2010), NOS