Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·komst·da·tum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aankomstdatum aankomstdatums
aankomstdata
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aankomstdatumm

  1. de dag dat men een bestemming bereikt of denkt te bereiken
     Het eerste schip kwam vorige week aan in Turkije, vanwaar het na inspectie vertrok naar Libanon. Het zou vandaag aankomen in Tripoli, maar volgens de Oekraïense ambassade heeft het schip vertraging opgelopen en zal het vandaag niet arriveren. Over de oorzaak van de vertraging of de verwachte aankomstdatum is niets bekendgemaakt.[1]
     Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat je niet lang meer moet wachten als je deze zomer in Europa wil blijven en dat je Azië juist weer niet heel vroeg moet vastleggen: tot 3 maanden voor aankomst, dus binnen 3 maanden voor je aankomstdatum.[2]
     China wil de panda's Feng Yi en Fu Wa voor tien jaar aan Maleisië geven om te vieren dat de landen al veertig jaar diplomatieke banden met elkaar hebben. Ze zouden woensdag aankomen. Een nieuwe aankomstdatum is nog niet bekend, maar minister Palanivel verwacht ze voor 31 mei.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Opnieuw Oekraïense graanschepen vertrokken uit Zwarte Zeehavens” (Zondag 7 augustus 2022, 10:43), NOS
  2.   Weblink bron “Wanneer is het 't voordeligst om een hotel te boeken?” (Vrijdag 8 april 2016, 21:19), NOS
  3.   Weblink bron “Panda's later door vliegtuigongeluk” (Vrijdag 11 april 2014, 14:28), NOS