aanhoesten
- Geluid: aanhoesten (hulp, bestand)
- aan·hoes·ten
- samenstelling van aan bw en hoesten ww
aanhoesten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanhoesten |
hoestte aan |
aangehoest |
zwak -t | volledig |
- zodanig hoesten dat de hoestdruppeltjes tegen iemand aan kunnen komen
- ▸ "Pas twee weken na de tweede prik werkt de vaccinatie immers volledig. Tegen ziekte, niet tegen het oplopen van het virus. Dat aanhoesten kan bij wijze van spreken iedereen overkomen. Maar dankzij de vaccinatie lost je eigen immuunsysteem dat dan snel op en word je niet ziek. Dus hierbij zit de duivel echt in de details."[1]
- ▸ En kunnen we ons dan ongelimiteerd in het gezicht laten aanhoesten door besmette personen en dan lachend roepen: 'kom maar op met dat virus'?[2]
- Het woord aanhoesten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Rinke van den Brink“RIVM: 'Als avondklok en bezoekregeling geen effect hadden zaten we nu in steile lijn omhoog'” (20-02-2021), NOS
- ↑ Weblink bron “’Voorzichtig optimisme’” (20 nov. 2020), De Telegraaf