Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·hik·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanhikken
hikte aan
aangehikt
zwak -t volledig

Werkwoord

aanhikken

  1. (enkel in spreekwoorden)
Spreekwoorden
  • Tegen iets aanhikken
Ertegen opzien om aan iets te beginnen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be