aangolven
- aan·gol·ven
- samenstelling van aan bw en golven ww
aangolven [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aangolven |
golfde aan |
aangegolfd |
zwak -d | volledig |
- naderen in de vorm van golven
- ▸ Een paar dagen later vliegen we van Jersey naar Guernsey en al snel zien we we hoe heftig het tij binnen kan komen. Bij de zuidoostpunt bij de toren komt de zee van twee kanten aangolven.[2]
- (figuurlijk) naderen in grote niet te stuiten aantallen
- Het woord 'aangolven' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aangolven" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron KARIN RUS“Midden in het Kanaal” (28 feb. 2013), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be