• aan·ge·stie·feld
vervoeging van: aanstiefelen…
verbogen vorm: aangestiefelde

aangestiefeld

  1. voltooid deelwoord van aanstiefelen
  2. vormt de voltooide tijden
    • Hij was op huis aangestiefeld. 
  3. attributief gebruikt
    • De inmiddels aangestiefelde begeleider werd vrolijk begroet. 
  4. bijwoordelijk gebruikt
    • Hij kwam vrolijk aangestiefeld.