• aan·be·ta·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbetalen
betaalde aan
aanbetaald
zwak -d volledig

aanbetalen

  1. overgankelijk een gedeeltelijke vooruitbetaling doen
    • Bij boeking ervan dient meteen na het ontvangen van de factuur 50% van de prijs te worden aanbetaald. 
    • Er zijn wettelijke regels die betrekking hebben op het bedrag dat moet worden aanbetaald. 
100 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be