aanbetaling
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbetaling (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambəˌtalɪŋ / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·be·ta·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanbetalen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbetaling | aanbetalingen |
verkleinwoord | aanbetalinkje | aanbetalinkjes |
Zelfstandig naamwoord
aanbetaling v
- (economie) een eerste betaling bij het kopen van iets op afbetaling of in termijnen
- Heeft u de aanbetaling al gedaan?
Vertalingen
1. een eerste betaling bij het kopen van iets op afbetaling of in termijnen
Gangbaarheid
- Het woord aanbetaling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanbetaling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be