Zuidoost-Noord-Brabants
- Geluid: Zuidoost-Noord-Brabants (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzœytostnordˌbrabɑnts / (5 lettergrepen)
- Zuid·oost-Noord-Bra·bants
- bn: afgeleid van Zuidoost-Noord-Brabant en met het achtervoegsel -s
stellend | |
---|---|
onverbogen | Zuidoost-Noord-Brabants |
verbogen | Zuidoost-Noord-Brabantse |
partitief | Zuidoost-Noord-Brabants |
Zuidoost-Noord-Brabants
- (demoniem) van, uit, betreffende of als in Zuidoost-Noord-Brabant
- ▸ Bij de eerste zin kwam al meteen ‘Zuidoost-Noord-Brabants dorp’ aan bod.[1]
- Het woord 'Zuidoost-Noord-Brabants' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Sonja Wubben geciteerd door Erik van Leeuwen“'De één sport, ik maak dictees'” (5 november 2019) op hartvanzuidplas.nl