• To·des·schuss
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Tod en Schuss met het invoegsel -es-
enkelvoud meervoud
nominatief der Todesschuss die Todesschüsse
genitief des Todesschusses der Todesschüsse
datief dem Todesschuss den Todesschüssen
accusatief den Todesschuss die Todesschüsse

Todesschuss, m

  1. een fatale schot
    «"Wissen wir, welcher von den Agenten des Einsatzteams den Todesschuss abgegeben hat?"»
    "Weten we welke van de agenten van het aanvalsteam dit fatale schot heeft gelost?"