Statthalterschaft
- Statt·hal·ter·schaft
- Afleiding van het Duitse zelfstandige naamwoord Statthalter met het achtervoegsel -schaft
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Statthalterschaft | die Statthalterschaften |
genitief | der Statthalterschaft | der Statthalterschaften |
datief | der Statthalterschaft | den Statthalterschaften |
accusatief | die Statthalterschaft | die Statthalterschaften |
Statthalterschaft, v
- (geschiedenis) stadhouderschap
- «Im Jahre 1747 wurde die Statthalterschaft für die weibliche Linie als erblich erklärt.»
- In 1747 werd het stadhouderschap erfelijk verklaard in de vrouwelijke lijn.
- «Im Jahre 1747 wurde die Statthalterschaft für die weibliche Linie als erblich erklärt.»
- Statthalterschaft fremder Mächte
stadhouderschap van vreemde mogenheden