Schparregraas
Asparges
En Kaart
Een kaart (speelkaart)

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Kaart
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schparregraas es Schparregraas - -
datief me Schparregraas em Schparregraas - -
accusatief en Schparregraas es Schparregraas - -

Zelfstandig naamwoord

Schparregraas, o

  1. (groente) asperges
    «Ich hab schunn viel weisse Schparregraas in Deitschland gesse un ich kann ehrlich saage ass es arrig gut iss.»
    Ik heb al veel witte asperges in Duitsland gegeten en ik kan eerlijk zeggen dat het zeer goed is.
Afgeleide begrippen
Opmerkingen