SARS-CoV-2-virus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: SARS-CoV-2-virus (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsɑrskoveˌtwevirʏs / (6 lettergrepen)
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van SARS-CoV-2 en en virus zn "nld"
Zelfstandig naamwoord
het SARS-CoV-2-virus o
- (virussen) (formeel) coronavirus dat de ziekte covid-19 veroorzaakt
- ▸ Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren en dat de tijdelijke inzet van een bewijs van een testuitslag omtrent infectie met dat virus, een bewijs van vaccinatie tegen dat virus en een bewijs van herstel van een infectie met dat virus kunnen bijdragen aan het verantwoord openen of geopend houden van onderdelen van de samenleving; (…)[1]
Hyperoniemen
Synoniemen
- coronavirus (in de pregnante betekenis)
- Covid-19-coronavirus
- wuhanvirus
Verwante begrippen
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron H.M. de Jonge“Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen” (26 mei 2021), preambule op overheid.nl