Rubeniet
- Ru·be·niet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Rubeniet | Rubenieten |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) lid van de stam Ruben-2, inwoner van het gebied van Ruben-3 (18×: Num. 26:7 +, Deut. 3:12 +, Joz. 1:12 +, 2 Kon. 10:33, 1 Kron. 5:6 +)
- Hebreeuws (transcriptieversie): Reoeveniet
- Het woord 'Rubeniet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.