Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Noord-Eu·ro·pe·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Noord-Europese Noord-Europesen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Noord-Europesev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Noord-Europa, of een vrouw afkomstig uit Noord-Europa
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Noord-Europese

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Noord-Europees

Gangbaarheid