Nedersaks
- Ne·der·saks
- samenstelling van neder en Saks
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Nedersaks | Nedersaksen |
verkleinwoord |
de Nedersaks m
- (demoniem) een inwoner van Nedersaksen, of iemand afkomstig uit Nedersaksen
Demoniemen bij Nedersaksen in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Nedersaks, Nedersakser • inwoonster: Nedersaksische • bijvoeglijk: Nedersaksisch |
- Het woord 'Nedersaks' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.