Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • Na·zi
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Nazi

  1. (politiek) oorspronkelijk: een aanhanger, lid van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) een politieke partij in het Duitsland van de jaren 1920 tot 1945
  2. (politiek) een aanhanger van het nazisme of een soortgelijke fascistische, racistische of antisemitische ideologie
  3. (figuurlijk) (scheldwoord) iemand die als te autoritair, eigenmachtig of rigide beschouwd wordt en die vaak zijn of haar eigen mening of wens aan anderen tracht op te leggen [1] [2]
  4. «The Safety Nazis advocate gun control, vigorous exercise, and health foods.»
    P. J. O'Rourke, in: Inquiry, 15 maart 1982.
Schrijfwijzen
  • nazi (minder gangbaar)

Verwijzingen

  1. "Nazi" in: Oxford English Dictionary. Online: OED.com (achter betaalmuur).
  2. https://english.stackexchange.com/questions/80162/what-is-the-origin-of-the-name-grammar-nazi. Geraadpleegd op 29 juli 2020.