Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ma·ria·hei·lig·dom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Mariaheiligdom Mariaheiligdommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het Mariaheiligdomo

  1. (religie) plaats of gebouw gewijd aan Maria
    • De kardinaal heeft vanmorgen in het Mariaheiligdom van Mariazell in Oostenrijk de Heilige Mis opgedragen. 

Gangbaarheid