Maächatiet
- Geluid: Maächatiet (hulp, bestand)
- IPA: /maʔaxaˈtit/
- Maä·cha·tiet, Ma·acha·tiet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Maächatiet | Maächatieten |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) lid van een volksgroep die is voortgekomen uit Maächa-1 (en Maächa-7), ook inwoner van het gebied daarvan (8×: Deut. 3:14, Joz. 12:5 +, 2 Sam. 23:34 +, Jer. 40:8, 1 Kron 4:19)
- Het woord 'Maächatiet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.