Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ka·boe·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Kaboel met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord Kaboeler Kaboelers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Kaboelerm

  1. (demoniem) een inwoner van Kaboel/Kabul, of iemand afkomstig uit Kaboel/Kabul
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid