Harenaar
- Ha·re·naar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Harenaar | Harenaren |
verkleinwoord |
de Harenaar m
- (demoniem) een inwoner van Haren, of iemand afkomstig uit Haren
Demoniemen bij Haren in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Harenaar • inwoonster: Harense • bijvoeglijk: Harens, Harener |
- Het woord 'Harenaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.