Gaziet
- Ga·ziet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Gaziet | Gazieten |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) inwoner van Gaza (Joz. 13:3, Recht. 16:2)
- Hebreeuws (transcriptieversie): Azatiet
- Het woord 'Gaziet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.