• Ei·er·chen
  • Verkleinform van het Duitse zelfstandige naamwoord Eier (meervoud van Ei) met het achtervoegsel -chen
Naar frequentie 99493
enkelvoud meervoud
nominatief - die Eierchen
genitief - der Eierchen
datief - den Eierchen
accusatief - die Eierchen

Eierchen, mv (van o)

  1. (biologie), (dierkunde), (kookkunst), (voeding) eitjes
  2. kleine eieren