Abberufung
- Geluid: Abberufung (hulp, bestand)
- IPA: / ˈapbəruːfʊŋ /
- Ab·be·ru·fung
- Afleiding van de stam "ruf" van het Duitse werkwoord rufen met het voorvoegsel ab-, met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -ung
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Abberufung | die Abberufungen |
genitief | der Abberufung | der Abberufungen |
datief | der Abberufung | den Abberufungen |
accusatief | die Abberufung | die Abberufungen |
Abberufung, v