• 94-·ja·ri·ge

94-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 94-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 94-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 94-jarige 94-jarigen
verkleinwoord

de 94-jarigev / m

  1. persoon die 94 jaar oud is of iets dat 94 jaar bestaat
    • De 94-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.