• 91-·ja·ri·ge

91-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 91-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 91-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 91-jarige 91-jarigen
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de 91-jarigev / m

  1. persoon die 91 jaar oud is of iets dat 91 jaar bestaat
    • De 91-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.