• 77-·ja·ri·ge

77-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 77-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 77-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 77-jarige 77-jarigen
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de 77-jarigev / m

  1. persoon die 77 jaar oud is of iets dat 77 jaar bestaat
    • De 77-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.