• 49-·ja·ri·ge

49-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 49-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 49-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 49-jarige 49-jarigen
verkleinwoord

de 49-jarigev / m

  1. persoon die 49 jaar oud is of iets dat 49 jaar bestaat
    • De 49-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.