• 48-·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

48-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 48-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 48-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 48-jarige 48-jarigen
verkleinwoord

de 48-jarigev / m

  1. persoon die 48 jaar oud is of iets dat 48 jaar bestaat
    • De 48-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.