• 28-·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

28-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 28-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 28-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 28-jarige 28-jarigen
verkleinwoord

de 28-jarigev / m

  1. persoon die 28 jaar oud is of iets dat 28 jaar bestaat
    • De 28-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.