• 25-·ja·ri·ge

25-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 25-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 25-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 25-jarige 25-jarigen
verkleinwoord

de 25-jarigev / m

  1. persoon die 25 jaar oud is of iets dat 25 jaar bestaat
    • De 25-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.