• 200-·ja·ri·ge

200-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 200-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 200-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 200-jarige 200-jarigen
verkleinwoord

de 200-jarigev / m

  1. levend wezen dat 200 jaar oud is of iets dat 200 jaar bestaat
    • De 200-jarige is voor een schildpad nog heel actief.