• 119-·ja·ri·ge

119-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 119-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 119-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 119-jarige 119-jarigen
verkleinwoord

de 119-jarigev / m

  1. persoon die 119 jaar oud is of iets dat 119 jaar bestaat
    • De 119-jarige is de oudste inwoonster van het land.