• 108-·ja·ri·ge

108-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 108-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 108-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 108-jarige 108-jarigen
verkleinwoord

de 108-jarigev / m

  1. persoon die 108 jaar oud is of iets dat 108 jaar bestaat
    • De 108-jarige is de oudste inwoonster van de stad.