開く
- IPA: \hi.ɾa.kɯ\
開く
- openen
- «ドアを開けてください。»
- Doe de deur open alstublieft.
- «ドアを開けてください。»
- bloeien
- «花が開いた。»
- De bloemen zijn gaan bloeien.
- «花が開いた。»
- beginnen, starten, stichten
- «彼はそこで病院を開いた。»
- Hij heeft er een ziekenhuis gesticht.
- «彼はそこで病院を開いた。»
- houden (vergadering, debat)
- «展覧会は明日開かれる。»
- De tentoonstelling gaat morgen open.
- «展覧会は明日開かれる。»
Kanji | Kana | Romaji |
---|---|---|
開く | ひらく | hiraku |
- 開ける openen