• IPA: \o.to.sɯ\

落とす

  1. overgankelijk laten vallen
    «すみません、お落としてしまったですが。»
    Sorry, maar ik heb mijn eetstokjes laten vallen.
  2. overgankelijk verwijderen
    «ひげ落とす»
    je baard scheren
  3. overgankelijk verliezen, kwijt zijn
    «財布落とした。»
    Ik ben mijn portemonnee kwijt.
  4. overgankelijk doen, laten dalen
    «テレビ音量落とす»
    het geluid van de televisie stiller zetten
  5. overgankelijk geld uitgeven
  6. overgankelijk zakken voor een vak
    «50未満落とす。»
    Wie niet meer dan 50 punten heeft zal zakken.
  7. overgankelijk overslaan
  1. 落ちる vallen