enkelvoud meervoud
m v o m/v/o
nominatief тво́й твоя́ твоё твои́
genitief твоего́ твое́й твоего́ твои́х
datief твоему́ твое́й твоему́ твои́м
accusatief тво́й
твоего́
твою́ твоё твои́
твои́х
instrumentalis твои́м твое́й твои́м твои́ми
locatief твоём твое́й твоём твои́х

твоей

  1. genitief v: (van) jouw
    «Я не умру без твоей любви»
    Ik ga niet dood zonder jouw liefde.
  2. datief v: (aan) jouw
    «я скучаю по твоей любви.»
    Ik mis je liefde.
  3. instrumentalis v: (met) jouw
    «Под твоей защитой.»
    Onder jouw bescherming.
  4. locatief v: (over) jouw
    «Сейчас я полностью на твоей стороне.»
    Nu sta ik volledig aan jouw kant.