вила
- ви·ла
- Ontleend aan het Oerslavisch (zelfstandig naamwoord): vila. Verwant in: Bulgaars - самовила (samovila) en вила (vila, “fee”), Sloveens - vila ("fees leven in het bos of in het water"), Oudrussisch - вила (vila) en in: Slowaaks - vila (“fee”). Volgens Vasmer, geen verwantenis zijn de Oudnoordse veiðr (“jacht”) en de Avestische ... (vayeiti, “hij bezigheden, beangste”)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | вила | вили |
bepaalde vorm | вилата | вилите |
вила v
- voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten: (gereedschap) (huishouden) vork
- Latijnse transcriptie: vìla