• øy·ra
Naar frequentie > 50000

øyra, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van øyre


  • øy·ra
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord eyra.

øyra, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van øyre

øyra

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast øyre, zie aldaar
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   øyra     øyra     øyro     øyro  

øyra

  1. (anatomie) oor
  2. (anatomie) oorschelp
  • ha utståande øyre
ringen in de oren hebben
  • ha ringar i øyra
afstaande oren hebben

øyra, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van øyra