• åring
  • [1]: Afkomstig van het Oudnoorse woord árangr.
  • [1-2]: Deens zelfstandig naamwoord met het achtervoegsel -ing.árangr.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   åring     åringen     åringer     åringerne  
genitief   årings     åringens     åringers     åringernes  

åring, g [1]: meestal gebruikt in het meervoud

  1. (spreektaal) jaar
  2. (dierkunde) een éénjarig huisdier, voornamelijk een tussen één en twee jaar oud paard


  • åring
  • [1]: Afkomstig van het Oudnoorse woord árangr.
  • [1-2]: Noors zelfstandig naamwoord met het achtervoegsel -ing.
Naar frequentie 5305
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   åring     åringen     åringer     åringene  
genitief   årings     åringens     åringers     åringenes  

åring, m

  1. de oogst van één jaar
  2. (dierkunde) een éénjarig huisdier, voornamelijk een tussen één en twee jaar oud paard


  • åring
  • [1]: Afkomstig van het Oudnoorse woord árangr.
  • [1-2]: Nynorsk zelfstandig naamwoord met het achtervoegsel -ing.árangr.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   åring     åringen     åringar     åringane  

åring, m

  1. de oogst van één jaar
  2. (dierkunde) een éénjarig huisdier, voornamelijk een tussen één en twee jaar oud paard